‘We moeten van bouwvakkers geen monteurs maken’
In gesprek met Werner Beset, projectleider onderhoud en service bij Van den Bouwhuijsen.
‘Het mooiste van mijn werk zijn de WMO-klussen. Misschien bouwkundig allemaal niet zo spannend. Maar je verbouwt dan echt om mensen met een handicap uit de brand te helpen. De dankbaarheid die je dan ontmoet, daar hou ik altijd weer een goed gevoel aan over.’
Als Werner en ik ons eerste gesprek voeren is zojuist bekend geworden dat in Amsterdam een sociale huurwoning voor één miljoen euro is verkocht door de corporatie. Het is een hele, mooie ruime woning, gebouwd volgens de principes van de Amsterdamse School.
Ik leg Werner de vraag voor: ‘Rond 1920 kreeg de “dure architectuur” van de Amsterdamse school alle ruimte bij sociale woningbouw. Waarom kon het toen wel? En nu niet meer?’
Werner antwoordt: ‘Vakmanschap sterft uit en is lang niet meer zo gewoon als vroeger. Je kunt vaardigheden afleren als je ze lange tijd niet beoefent. Bovendien, wonen is een verdienmodel geworden, terwijl het in de eerste plaats een recht is. Zo wordt wonen vanzelf heel duur. Het begint al met de grondprijs. Helemaal uit de hand gelopen. Waarom moet een gemeente daar zoveel voor vragen? En we doen er allemaal aan mee. Er zijn huurders die hun huurwoning kopen van de corporatie om deze vervolgens met flinke winst door te verkopen.’
Amsterdamse School
De Amsterdamse School kenmerkt zich door gebruik van expressieve en fantastische vormen, verwant aan het expressionisme. Ze is in zekere zin ook een reactie op het rationele werk van H.P. Berlage en dan in het bijzonder op de Beurs van Berlage (1898-1903), die dus uitdrukkelijk niet tot de Amsterdamse School behoort maar gezien kan worden als het begin van het Nederlandse traditionalisme. Ook kan de ontwikkeling verklaard worden uit de overgang van Nieuwe Kunst en de buitenlandse varianten als jugendstil en art nouveau naar wat later – zeker wat betreft de decoratieve kunsten ook wel tot de art deco wordt gerekend.
Legosteentjes
Werner Beset is sinds 1990 verbonden aan het bedrijf. Hij begon als aspirant-gezel en maakte als bouwvakker alles mee wat je mee kunt maken. Blikt hij terug op zijn loopbaan dan is zijn eerste conclusie: ‘We moeten uitkijken dat het aloude vakmanschap niet verloren gaat. Vaardigheden sterven uit. De bouwvakken industrialiseren teveel. Er is steeds meer prefab en dat is lang niet altijd goed. Een bouwvakker lijkt af en toe wel op een monteur of assemblagewerker.’
Werner heeft een verklaring. ‘We passen ons in de bouw teveel aan. En daardoor wordt Nederland er niet mooier op. ‘Kom ik in Utrecht, Den Bosch of Kerkrade op een Vinex- of nieuwbouwlokatie, ik zie heel veel van hetzelfde. Geen verschil in bouwen. We moeten uitkijken dat bouwen zoiets als legosteentjes leggen wordt. Iedereen past zich aan: de projectontwikkelaar, de architect, de stedebouwkundige, de overheid met haar regelgeving, de aannemer en natuurlijk de bedrijven die prefab produceren.’
Slopen…? Precisiewerk
‘Ik ben wel een traditioneel ingesteld man. We kunnen wel degelijk leren van vroeger’, vervolgt Werner. Met voldoening denkt hij terug aan de restauraties waar hij bij betrokken was, zoals de restauratie van de Sint-Cathrienkerk in de Bossche binnenstad.
Het is een ingrijpende en omvangrijke restauratie die vier jaar duurt, van januari 1995 tot april 1999. ‘Heel mooi werk. Dan wordt geduld weer op prijs gesteld. We hebben de oude toren gesloopt. Ik heb nog nooit zo precies moeten werken als bij die sloop. Slopen was echt precisiewerk. Voor de oude moest een nieuwe toren in de plaats komen. Die klus hebben we ook geklaard. Het was echt een hele mooie ervaring om in april 1999 het eindresultaat te aanschouwen.’
De Sint Cathrien
Wat opvalt aan deze kerk is de koepel. Het ontwerp van de kerk is gebaseerd op een verbouwing van een 19e eeuwse kruiskerk (in waterstaatstijl). Het koordeel uit de 16e eeuw is over de Binnendieze gebouwd. De kerk heeft een centrale ruimte met diagonaal gerichte zijkapellen en een betonnen koepelgewelf. Daarboven bevindt zich een achtkantig tentdak, uitlopend in een opengewerkte lantaarn. De kerk vormt een belangrijke schakel in de vernieuwing van de Nederlandse kerkbouw in het begin van de twintigste eeuw. Een van de dan vernieuwende architecten is Jan Stuyt (1868-1934). Hij ontwerpt ook de ‘nieuwe’ Sint Cathrien van 1916. De architect liet zich bij zijn ontwerp in sterke mate inspireren door de Byzantijnse kerkenbouw in Oost-Europa en het Midden-Oosten.
Als de kerk klaar is brengt kunstenaar en glazenier Jan Oosterman (1876-1963) koepelschilderingen aan, daarbij gebruik makend van het gesegmenteerde grondplan van de kerk. Hij beeldt de Acht Zaligheden af op wat op dat moment een van de grootste gewelven is onder een koepel in het land. Dat zijn: ‘de vreedzamen, zij die hongeren en dorsten, de armen van geest, zij die weenen, de zuiveren van hart, zij die vervolging lijden, de zachtmoedigen en de barmhartigen.’ Deze gewelfschilderingen, aangebracht rond 1920, zijn met opzet uitgevoerd in overwegend grijze en pasteltinten om het geheel rustig over te laten komen. In 1999 zijn ze aan een opknapbeurt toe. En dat past allemaal bij het grote restauratieproject.
Oude gebouwen opknappen of renoveren, het zijn voor Werner gewilde klussen. ‘Een van mijn favoriete klanten is toch wel bakkerij De Groot aan de Stationsweg. Sowieso is dat een mooi pand van de hand van architect Jules Dony (1865-1949). Elke renovatie- of onderhoudsklus lift daar dan op mee. Maar het is ook nog eens een fijne klant. Stel je voor, onze relatie met De Groot is al meer dan vijftig jaar oud. Ze komen altijd weer terug.’
Paradepaardje
Werner is een en al engagement. Hij is Bosschenaar van geboorte, groeide op in de Orthenstraat maar verhuisde met zijn ouders naar Rosmalen. Inmiddels voelt Werner zich thuis in Rosmalen, hij woont er en is er helemaal geaard.
Veel van zijn vrije tijd besteedt hij aan OJC, de Rosmalense hoofdklasser in het amateurvoetbal: ‘Ik ben teamleider van de selectie. Dat was ik eerder bij de A1, B1 en C1. Een teamleider zet de puntjes op de i in de organisatie rondom het team. Alles wat vooraf georganiseerd moet worden voor de wedstrijd, dat doe ik. Daar ga ik ook voor. OJC beschouwt de hoofdselectie als het paradepaardje van de club. Je bedrijft er als het ware propaganda mee om de club in de breedte te laten groeien. Breedtesport zogezegd. Met bijna 2000 leden vervullen we een vitale rol in de sportieve en sociale ontwikkeling van Rosmalen. En daar wil ik mijn steentje aan bijdragen.
Teveel protocollen
In zijn werk als projectleider service, onderhoud kleine gebouwen komt hij veel in aanraking met woningbouwcorporaties zoals Brabant Wonen, Zayaz en ook met de gemeente. ‘En altijd merk ik weer dat Van den Bouwhuijsen een goede naam heeft. We zijn geen eendagsvlieg, dat is wel duidelijk. Maar “stand verplicht” zeggen ze wel. Er wordt naar ons gekeken.’
Dat ervaart Werner niet als een probleem. Integendeel, accuratesse en gevoel voor het detail is essentieel bij service en onderhoud. ‘Maar is ook wel heel veel rompslomp, controle, zoveel monitoring en gedoe met protocollen. Daardoor wordt vaak vergeten gewoon de loodgieter te bellen als er een lek is.’
Voor Werner gaat er teveel aandacht uit naar risico mijden, geen fouten maken. Hij zegt hierover: ‘Aannemers zijn beducht voor eisende advocaten. Dat maakt ze bang om te ondernemen. Architecten voelen zich er ook zeker beperkt door. Aannemers zouden veel meer zeggenschap moeten krijgen in het bouwen.’
Dankbaar werk
Werner ziet ook een andere ontwikkeling: woordinflatie in de bouw. ‘Een gewone flat noemen ze tegenwoordig al gauw appartement. Een wat groter uitgevallen appartement heet dan residence, ja dan doe je wel aan inflatie natuurlijk, woordinflatie. Duurdoenerij. Zo breng je de kwaliteit vanzelf omlaag en drijf je de prijs flink omhoog.’