“Ik moet d’n hele tijd nadenken!”

Op weg naar restauratie en herstel van ‘De Twaalf Apostelen’.

‘Toen wij voor het eerst de stad binnenreden vanaf de Aartshertogenlaan, schrokken we. We vonden het een lelijke stad. ’s-Hertogenbosch maakte een vervallen en armoedige indruk, ook in vergelijking met Nijmegen. “Hier wil ik niet wonen”, zei mijn man. En zo kwamen we in Vught terecht’. 

Aan het woord is Dies Janssen-Holla. In het begin van de jaren zestig komt ze met haar man naar ’s-Hertogenbosch. Ze zijn beiden geboren en getogen in Nijmegen. ‘Mijn man kreeg een baan als maatschappelijk werker bij een katholieke instelling in ’s-Hertogenbosch.  We verhuisden naar een plek dichtbij het werk. Het werd Vught.’

Als haar man tijdens het sollicitatiegesprek vraagt: ‘Waar moet ik gaan wonen?’, is het antwoord:  ‘Ik zou maar niet in ’s-Hertogenbosch gaan wonen. Kies maar voor Vught, Sint-Michelsgestel, desnoods Rosmalen.’ Het werd Vught voor het echtpaar Janssen-Holla. Ze zijn niet de enigen die een ‘negatief woonadvies’ krijgen voor ’s-Hertogenbosch. In de jaren zeventig is het nog niet anders, ’s-Hertogenbosch ligt er nog armoedig bij.

Eén lange monumentenlijst

De Sint-Jorisstraat is vandaag één lange monumentenlijst. Maar omstreeks 1970 zijn die gebouwen vooral bouwvallen.  De straat dankt haar naam aan de Sint-Joriskapel, die vanaf de middeleeuwen op de hoek Sint-Jorisstraat en Keizerstraat heeft gestaan.
Volgens de Monumentenwet 1961 beschikt de stad over zo’n zeshonderd monumentale gebouwen. Daar is het stadsbestuur in dat jaar niet blij mee. Want, monumenten kun je niet slopen en staan modernisering in de weg. De stad heeft zo een ‘monumentenprobleem’. Want het stadsbestuur wil ruim baan voor het symbool van collectieve en individuele welvaart, de auto. Met jaloerse blik kijken stadsbestuurders naar Tilburg en Eindhoven. Monumenten… weg ermee.

Twaalf Apostelen

Veel panden liggen er verwaarloosd bij, zo ook De Twaalf Apostelen in de Sint-Jorisstraat.

Dat was wel eens anders. In 1439 richt Willem Loyer met zijn vrouw het Loijers- of Kuijstensgasthuis op. Echte filantropie dus, ze zorgen voor vijf arme, oude mannen, verpleegd door een dienstmeid. Aanvankelijk is het Loijershuis  gevestigd in de Uilenburg, daarna, vanaf 1614 in de Tolbrugstraat. In  1809 wordt het ondergebracht in de Sint-Jorisstraat.

De vijf behoeftige mannen en de dienstmeid  krijgen ‘jaarlijks 40 broden en wekelijks een braspenning, daarenboven elk een kan bier ’s daags en allen gezamenlijk jaarlijks een half varken’. De oude mannen moesten zelf ‘een behoorlijk bed en 12 pond fijn tin’ inbrengen. Rond 1900 verblijven er twaalf oude mannen in het gasthuis. Zo krijgt het gebouw de naam: ‘De Twaalf Apostelen’

Het pand is een samentrekking van twee oudere huizen, vermoedelijk in 1809 tot stand gebracht.

Illegale slopers

Kort voor de Tweede Wereldoorlog verliest het pand zijn functie van gasthuis. In 1941 koopt de gemeente het gebouw. Tot 1967 is de Rijkspolitie er gevestigd. Na het vertrek van de Rijkspolitie houdt de brandweer oefeningen in het gebouw. Voor de rest staat het leeg. Dat trekt illegale slopers die waardevolle bouwfragmenten roven. De gemeente zit jaren lang omhoog met het gebouw. Wordt het slopen of restaureren? Dat laatste is aan het begin van de jaren zeventig nog geen gewoonte. Maar de aandacht voor de historische binnenstad is wel groeiende. Bosschenaren Jan van der Eerden (1926-2019) en Hein Bergé (1916-201) verzetten zich tegen sloop van oude panden met hun comité Binnenstad.

De raadsgroepering Knillis doorbreekt in 1972 de politieke impasse rond De Twaalf Apostelen. De lokale partij, pleitbezorger van de historische binnenstad, wil het pand restaureren om er vervolgens een goede bestemming aan te geven. Waarom geen Stadsarchief of het Museum Slager op die plek?

Met die bestemming gaat de raad niet akkoord. Dat doet ze wel met restauratie. Fractievoorzitter Antoine Jacobs van Knillis is blij maar wil nog wel iets kwijt:  ‘Het verdriet ons dat de raad zo weinig appreciatie heeft voor de rol, die de oppositie vervult in een democratie’. Knillis krijgt die avond nogal wat zure opmerkingen te verduren. KVP-wethouder Jacques van der Heijden verwijt Jacobs: ‘U zit te lachen als een imbeciel.’ Het al niet meer zo gezagsgetrouwe Brabants Dagblad vindt dat Van der Heijden hiermee de grens van het betamelijke overschrijdt.’

Woonstraat

De stadsredacteuren van het Brabants Dagblad sluiten zich aan bij de suggesties van Knillis. Zou de Sint-Jorisstraat zo niet weer een gewone ‘woonstraat’ kunnen worden zoals het vroeger was?  Het gebouw De Twaalf Apostelen ‘heeft allure’ al moet je in het begin van de jaren zeventig door bouwvalligheid en verwaarlozing heen durven kijken.

Dat doet zeker Cees van Aalst. In 1974 – hij is dan 27 jaar – wordt hij architect bij de gemeente ’s-Hertogenbosch, een wisseling van de wacht. Hij vervangt de op modernisering en functionalisme ingestelde ir. Henk Volbeda.

De komst van Cees staat voor een nieuwe koers. De monumentale binnenstad is geen last meer maar een waarde op zich. De stad  ’s-Hertogenbosch is er juist heel bijzonder door.  Een van de eerste klussen van Cees is de restauratie van drie naast elkaar liggende panden in de Sint-Jorisstraat, waaronder De Twaalf Apostelen. Cees wil een paar dingen, de straat tot woonstraat verheffen. Hij geeft op twee manieren het voorbeeld: hij pakt de restauratie van de drie panden aan en kiest het pand naast De Twaalf Apostelen als zijn nieuwe woonhuis.

Broeders van Dongen

Als bouwbedrijf Van den Bouwhuijsen in 1975 aan het herstel begint is het voor dit bedrijf één van de eerste restauratieklussen. Tot dan toe staat Van den Bouwhuijsen vooral bekend als ‘betonbouwer’.

Maar Van den Bouwhuijsen ‘wint’ de openbare aanbesteding en het bedrijf gaat aan de slag. Ook voor zijn bedrijf is restauratie een ‘nieuwe manier van bouwen’. Er is een moment dat Cees van Aalst gaat kijken. Een timmerman is bezig. Cees vraagt: ‘En… hoe gaat het. Leuk werk? Waarop de timmerman zegt: ‘Leuk? Hoe komde d’r bij man. Ik moet d’n hele tijd nadenken.’

Maar de restauratie wordt een succes. Bij de restauratie worden hoekschoorstenen aangebracht. De voorgevel van het in klassieke traditie gebouwde huis is een uit 1824 daterende, zeven vensterassen brede gepleisterde pilastergevel. In het midden een deur met gesneden kalf, gedeeld bovenlicht en brede geprofileerde omlijsting. Dat alles wordt in oude luister hersteld.

In 1976 koopt de congregatie van de ‘Broeders van Dongen’ het dan al gerestaureerde pand en zo betrekt de communiteit van Reinier van Arkel het huis.